De Zeeuwse Historieschrijver
In de Zeeuwse Staten speelt zich in 1776 een merkwaardig gebeuren af.
Ds. Jona Willem te Water, predikant te Vlissingen, heeft een beroep ontvangen van de gemeente van Groningen. De Staten bewegen hem voor het beroep te bedanken ‘vanwege de absolute nuttigheid om dien heer in Zeeland te kunnen behouden’. Ze bieden hem het ambt van Historieschrijver van Zeeland aan. Alle vertegenwoordigers van de stemmende steden, behalve Goes, zijn hier al mee akkoord gegaan. Op nadrukkelijk aandringen van de raadpensionaris heeft ook de gedeputeerde van Goes, Aarnout Willem van Citters, na ruggespraak met de beide burgemeesters van Goes, hiermee ingestemd. Aldus wordt ds. J.W. te Water de post van ‘Historieschrijver dezer provincie’ aangeboden voor een honorarium van honderd zilveren ducatons per jaar.
Het legaat van dokter Lopsse
Nog een ander opmerkelijk voorval doet zich in 1776 voor.
In juli 1776 blijkt dat wijlen doktor Lopsse aan de kerk een legaat heeft nagelaten van £ 800 Vlaams onder deze conditie ‘dat een zeker graf no. 28 nooit moest worden geroerd of geopend, in welk geval deze £ 800 moest komen aan het gecombineerde arm- en weeshuis. Uit alle omstandigheden is het duidelijk dat dit nooit de intentie van de overledene is geweest, aangezien het graf no. 28 niet aan hem of iemand van zijn familie, maar aan iemand anders was toebehorende. Naar alle gedachten zal de overledene een ander graf bedoeld hebben, zoals dit ook door zijn in leven zijnde zuster mejuffrouw Coomans, Vrouwe van Wemeldinge, is verzekerd’. De kerkmeesters krijgen machtiging om hierover met de regenten van het weeshuis een overeenkomst aan te gaan.
De burgemeesters overleggen met de buitenregenten van het weeshuis over de bepaling in het legaat van dokter Lopsse dat zeker graf nummer 28 in de Grote kerk niet mag worden geroerd of geopend. Uit ondezoek, zowel uit het boek van de grafsteden als uit het mondeling vertoog van mejuffrouw Coomans, Vrouwe van Wemeldinge, erfgename van wijlen burgemeester Lopsse, is de kerkmeesters gebleken ‘dat het graf nummer 28 een vergissing moet zijn geweest in des overledenens uitdrukking in de tegenwoordige nommers der graven, dewijl het zijn moet nummer 31 waar mevrouw Isabella Westerwijk, vrouw van de heer burgemeester Coomans van Wemeldinge, in ligt begraven, mede behorende onder de drie verboden graven bij zijn edele bepaald, breder te zien in de kerkerekening beginnende met 1753 folio 40’. De kerkmeesters zullen de clausule houden alsof deze voor het graf nummer 31 is bedoeld.
Goes 200 jaar satisfactie
Op 24 augustus 1776 wijst oud-burgemeester Van de Spiegel het stadsbestuur er op dat het tweede eeuwgetijde aanstaande is, dat de stad zich aan Willem I, Prince van Orange, heeft overgegeven. Hij meent dat het stadsbestuur de dag, waarop deze overgave zijn volle beslag heeft gekregen, in het voetspoor van andere steden wel plechtig zal willen vieren en het hen niet onaangenaam zal zijn dat er een beschrijving van de stad en het eiland in het licht kwam gedurende de Spaanse regering sedert dat enige steden zich dezelve onttrokken hebben. Van de Spiegel verklaart zich bereid om de beschrijving het licht te doen zien. Doch daarvoor heeft hij nodig het gebruik van enige stadspapieren. Hij verzoekt het stadsbestuur hem het gebruik daarvan toe te staan. Het stadsbestuur verklaart dat het haar bijzonder aangenaam is te horen dat hij zich de moeite wil geven de beschrijving op papier te zetten. Besloten wordt hem het nodige gebruik van de stadspapieren toe te staan met machtiging om deze geheel of gedeeltelijk publiek te maken, zoals hij tot de meeste opheldering van de historie zal nodig oordelen. Verder wordt besloten Van de Spiegel te verzoeken dit werk aan het stadsbestuur op te dragen. Dit zegt hij toe.
In november 1776 wordt gememoreerd dat het op de 22e maart 1777 200 jaar geleden zal zijn ‘dat de stad en het eiland zich aan de dwingelandij der Spanjaarden onttrokken en door een vrijwillig verdrag tot satisfactie gevoegd heeft bij de vrije Staats Regering en onder het Stadhouderschap van den Doorluchtigen Beschermer der Vrijheid Prins Willem den Eersten van Oranje’. Op voorstel van de voorzittende burgemeester besluit het stadsbestuur ‘dat het Tweede Eeuwgetijde dezer heuglijke gebeurtenis op deze dag plechtig zal herdacht worden in de Grote Kerk van de stad met een ootmoedige dankzegging aan den Allerhoogsten door Wiens onverdienden Zegen wij bij het genot der dierbare voorrechten van Vrijheid in den Godsdienst en Burgerstaat zijn bewaard gebleven en met een korte redevoering, geschikt om de gemeente tot het hoogschatten en dankbaar erkennen dezer voorrechten op te wekken’. Van deze resolutie wordt kennis gegeven aan de Nederduitse kerkenraad tot het verrichten van deze plechtigheid. De kerkenraad ‘verheugt zich in de communicatie van deze aangename resolutie’. De verrichting van de plechtige herdenking wordt opgedragen aan de oudste predikant ds. C. Zoutmaat en, op diens verzoek, ‘met gemeenzame schikking aan desselfs naast oudste collega ds. D. Kaas’.
Op 1 februari 1777 overweegt het stadsbestuur ‘dat de 22e maart voor de stad, wanneer deze 200 jaar geleden zich bij vrijwillige satisfactie aan de toenmalige stadhouder Prins Willem den Eerste heeft overgegeven en daardoor niet weinig heeft toegebracht tot consistentie van de republiek, welke benevens de vrijheid in de burgerstaat en godsdienst onder Gods genadige bijstand tot op heden gelukkig subsisteren, zeer gedenkwaardig is’.
Geoordeeld wordt dat het dus zeer gepast is, dat die dag, in navolging van hetgeen in andere steden bij dergelijke heugelijke gebeurtenissen is geschied, op een luisterrijke wijze wordt gevierd, niet alleen met het houden van een plechtige godsdienstoefening zoals het stadsbestuur bij resolutie van 30 november 1776 heeft besloten, maar ook met andere gepaste vreugdebedrijven en onder andere met een vreugdemaaltijd.
Het stadsbestuur besluit de regerende burgemeesters, de stadsdirecteuren en de secretaris mr. W. de Crane te verzoeken de nodige schikkingen te maken om op de 22e maart een plechtig eeuwfeest te vieren, zowel met het plegen van vreugdebedrijven als met het houden van een blijde maaltijd, op een zodanige wijze en plaats als zij geschikt en tot luister van deze dag geschikt zullen oordelen. Alle kosten zullen ten laste van de stadskas komen. De heren krijgen de beschikking over een som van tenminste £ 166.113.4 Vlaams.
Ook wordt besloten op de aanstaande festiviteiten van de 22e maart uit te nodigen de Goese raadsheer in Gecommitteerde Raden Van Rosevelt en de rekenmeester van Zeeland mr. J.I. Leijdekker de Bruin.
De commissie voor het regelen van de plechtigheden rapporteert over de godsdienstplechtigheid, de blijde maaltijd en de verdere vreugdebedrijven op die dag. Uit de rapportage blijkt het volgende.
De godsdienstplechtigheid
-
De commissie heeft zich vooral bezig gehouden met de zorg dat er voldoende zitplaatsen zijn voor hun edelachtbaren, die, zoals te wensen is, alle de heuglijke gebeurtenissen zullen helpen vieren en voor de toevloed van mensen.
-
Daarvoor zullen, behalve de gewone gestoelten, ook de bank van de subalterne colleges door het stadsbestuur worden ingenomen. De bank van de afgegane subalterne colleges zal voor de gecommitteerden van het eiland en de subalterne colleges genoeg plaats bieden. Om te beletten dat er andere personen in die bank gaan zitten zal aan weerszijden een schildwacht worden geplaatst.
-
Aan de afgegane subalterne colleges, de advocaten en andere personen die gewoonlijk in de afgegane subalterne bank zitten, zal plaats worden gegeven op de galderij die boven de bank van de krijgsraad en van de Latijnse school staat getimmerd te worden, waarop 4 à 5 banken zullen zijn, dus vrij wat plaats om een groot aantal mensen te bergen.
-
Om nog meer plaats voor ‘gemene luiden’ te vinden zullen de deuren tussen de wandel- en preekkerk worden uitgehangen en de diakenen die dag aan de buitenste deuren collecteren.
De blijde maaltijd
-
De maaltijd zal op de Vierschaar van het stadhuis worden gehouden. Daarvoor zal het hek worden weggenomen, waartoe met weinig moeite kans zal zijn, gelijk er ook een goede gelegenheid is uitgevonden om het eten dicht bij het stadhuis te laten prepareren.
-
De maaltijd is aanbesteed aan de kok Rekkers te Veere voor f 420 en het dessert met het plat dessert, hetgeen de gehele maaltijd op tafel zal blijven staan, aan de suikerbakker De Feijter te Middelburg voor f 330, hieronder niet begrepen de vruchten die voor rekening van de stad uit Holland zullen komen.
-
Bij deze gelegenheid zal ook een bokaal worden vervaardigd, doch door de kortheid des tijds is het onzeker of deze gereed zal zijn.
-
Op de maaltijd zal niet alleen het stadsbestuur worden genodigd, maar ook de baljuw, de heer oud-burgemeester Ossewaarde, de vier gecommitteerden van het eiland, de schepen Rimmers, de predikanten van de Nederduitse en Waalse gemeenten, de commandant van het garnizoen en de zes capiteinen van de burgerij ‘in behoorlijke uniformen’.
De vreugdebedrijven van die dag
-
Het kanon, staande op Hoogewerve, zal worden vervoerd naar het Ravelijn achter de schutterij van de handboog om driemaal het saluut met 21 schoten ’s morgens om 8 uur, ‘s middags om 12 uur en ‘s avonds om 6 uur te doen.
-
Er zal de gehele dag een Princevlag van de Stadhuistoren waaien.
-
Het gehele garnizoen zal in de wapens komen en aan hetzelve of op die dag of daarna uitgedeeld worden gebraden vlees en oud bier.
-
De gemeente zal kennis worden gegeven van de gedenkwaardigheid van deze dag en hoe deze met een plechtige godsdienst en andere vreugdebedrijven naar ieders goedvinden staat gevierd te worden.
-
De goede burgerij krijgt toestemming om illuminaties aan te steken. Om zoveel mogelijk een wakend oog te houden tegen alle onverhoopte ongelukken van brand of dergelijke zal een klein detachement van het garnizoen door de stad patrouilleren van ’s avonds 6 uur tot ’s morgens 4 uur.
Het programma voor de feestdag
-
Om 8 uur zal een saluut worden gedaan van 21 schoten. Dit zal herhaald worden ’s middags om 12 uur en ’s avonds om 6 uur.
-
Het stadsbestuur zal vergaderen ’s morgens om 9 uur of half 10, al naar gelang er nog zaken af te handelen zijn, op de kamer van het Landrecht.
-
De baljuw en oud-burgemeester Ossewaarde zullen verzocht worden om 10 uur aanwezig te zijn.
-
Alle heren van de regering zullen in het zwart gekleed zijn met het zijdgeweer opzij.
-
De godsdienst zal om 10 uur beginnen. De stadsbestuurders en de gecommitteerden van het eiland zullen dan 2 aan 2, ten ware het getal der heren ongelijk is in welk geval de baljuw met de twee burgemeesters voorop, en corps voorafgegaan door twee sergeanten en de stadsboden met ongedekte hoofde en gevolgd door zoveel livrijbedienden als er zullen kunnen, naar de kerk gaan. De heren zullen, aan de eerste deur in de wandelkerk komende, de heren die aan de linkerzijde gaan avanceren naar de derde middeldeur om tegelijk met de heren die aan de rechterhand gegaan hebben en de eerste middeldeur ingaan te treden naar de bank, iedere kolom voorafgegaan door een sergeant en een à twee boden en in de drie banken plaats nemen, ieder naar zijn rang.
-
Wanneer het stadsbestuur de kerk zal naderen zal het muzyk beginnen en daarmee voortgaan zoals nader zal worden gereguleerd..
-
Op dezelfde wijze zal men zich na de kerkdienst weer naar het stadhuis begeven.
-
Om 2 uur zal de maaltijd worden vastgesteld. Een ieder zal naar zijn rang plaats nemen aan de tafel.
-
Bij het uitbrengen van een toost op de gezondheid van de Heren Staten en Zijne Hoogheid zal een saluut gedaan worden met 21 schoten. Na het eindigen van de maaltijd zal koffij en thee op de landrechtkamer worden gepresenteerd en des avonds om 9 uur of half 10 een collation op de tafel worden gezet voor de heren die zullen goedvinden te blijven.
Op Saturdag 22 maart 1777 wordt het volgende in het notulenboek ingeschreven:
‘Alzo het heden Twee Honderd Jaaren is geleeden dat deze stad en eiland zich vrijwillig begeven heeft onder het stadhouderschap van den Doorluchtigen beschermer der Vrijheid, Prins Willem den Eersten van Orange, heeft de heer burgemeester Isebree hun edelachtbaren met het Tweede Eeuwgetijde dezer heugelijke gebeurtenis bij een gepaste aanspraak gefeliciteerd en aangemoedigd om den Almagtigen af te smeken de bestendige duurzaamheid onzer dierbare voorrechten van godsdienst en vrijheid en dat de plechtigheid van deze dag geen voorbijgaande indruk op het gemoed van hun edelachtbaren zoude maken, maar een bestendige Bron zijn van Loffelijke pogingen tot het Welzijn der goede Burgerij’.
Vervolgens legt oud-burgemeester mr. L.P. van de Spiegel, ingevolge de hem verleende opdracht bij resolutie van 24 augustus 1776, een ‘Historie van de Satisfactie’ over, waarmee deze stad en eiland in het jaar 1577 zich begeven hebben onder het stadhouderschap van Prins Willem van Orange. Hij ‘legt ter Tafel van het stadsbestuur over het werk in een Marokijnen band, met opdracht aan hun edelachtbaren. Waarop gedelibereerd zijnde wordt de heer oud burgemeester Van de Spiegel bedankt voor zijn genomen moeite, welke hun edelachtbaren verklaard hebben steeds in aangename gedachten te zullen houden. Zullende het Werk in de Bibliotheek dezer stad geplaatst worden’.
Het notulenboek van de kerkenraad van de Hervormde gemeente vermeldt het volgende over de Tweede eeuwgedachtenis:
‘Zaterdag de 22e maart de tweehonderdjarige gedenkdag van de vrijwillige overgang der stad Goes en eiland van Zuid-Beveland tot der Staten zijde, zijn de predikanten en ouderlingen ten half tien uuren in de consistoriekamer verschenen en daar een kwartier uurs getoeft hebbende, en corps hunne zitplaatsen in de kerk genomen. En heeft ds. Kaas in een uitmuntende redevoering voor ene aanzienlijke en ongemeen talrijke schaare van toehoorderen, den aard en de heilrijke gevolgen van vrede en vrijheid levendig geschetst, de historie van Goes en Zuid- Beveland in en omtrent den jaare 1577 beknopt en cierlijk afgemaald en voortrs door gepaste aanspraken en zegenwenschen aan de weledelachtbare regeerders dezer stad, aan de predikanten, ouderlingen en diakonen en aan alle de toehoorderen, een ygelijk tot zijnen plicht aangespoord, besluitende dit met een krachtig gebed.
Na het lezen van den Voorlezer is het Te Deum Laudamus van enige zangers en zangeressen, terzijde en op het orgel staande, gezongen en op het orgel geaccompagneerd van violen, dwarsfluiten, clarinetten en bassen, gespeeld.
Na een korte voorafspraak liet ds. D. Kaas van alle toehoorderen zingen het 5e, 6e, 7e en 8e vers van den 66e Psalm en na het einde van de redevoering en van het gebed, de gehele Tweeede Pauze van den 136e Psalm, hetwelk na het recommanderen van de armen en het uitspreken van den Zegen, door een zeer lieflijk vocaal en instrumentaal Muziek, gevolgd is.
De vier predikanten zijn dienzelfden dag op de heerlijke en kostbare maaltijd, die in de zaal der Vierschaar van het Stadhuis was aangericht, onder de aanzittende gasten geweest, daar het gebed voor den Eeten gedaan werd door den oudsten Leeraar ds. C. Zoutmaat en de dankzegging na den Eeten, door den jongsten Leeraar ds. J.H. van den Doorslag. En heeft de heer president burgemeester Johan Isebree bij die gelegenheid bekend gemaakt, dat de weledelachtbare Regeerders dezer stad besloten hadden, aan een ygelijk der genodigden een exemplaar van de Historie der Satisfactie van Goes en Zuid-Beveland anno 1577, nu bij den Boekverkoper J. Huisman in het licht gekomen, gebonden in ene keurlijke Fransche band, bestempeld met het nieuw gesneden Wapen der Stad en voorzien met ene inscriptie en ondertekening van een der Heren Secretarissen der stad, ter eeuwige gedagtenis present te doen.
Voorts is deze heugelijke en merkwaardige dag onder een gunstig gelaat des hemels, in ene volmaakte orde, zo binnen als buiten de kerk, met ene algemene vreugde door het uitsteken der vlaggen en wimpels op de schepen en van de huizen en door het afschieten van enige vuurwerken, beloond en tot een algemeen genoegen van vele vreemdelingen, die herwaarts waren toegevloeid, van de burgers en ingezetenen van stad en eiland, van d’oude menschen en vrouwen in het gasthuis die door de milddadigheid van den Heer burgemeester Mr. L.P. van de Spiegel buitengewoon en overvloedig onthaald werden en van de kinderen in het weeshuis, die onder het opzicht van regenten en regentessen insgelijks ene vrolijke maaltijd hadden en van d’armen der Nederduitse en Waalsche gemeenten, die ook verkwiklijk onthaald werden, zonder enig ongeluk, in vrede, eendracht en matigheid, ten einde gebracht’.
Op 29 maart 1777 besluit het stadsbestuur een van de stadssecretarissen op te dragen zich te vervoegen ten huize van ds. Dirk Kaas en zijn weleerwaarde te betuigen, dat het stadsbestuur met een zonderling genoegen heeft aangehoord de kerkelijke redevoering, die zijn eerwaarde op de 22e maart heeft gedaan als alleszins beantwoord hebbende aan het oogmerk van het stadsbestuur en mitsdien ds. Kaas voor zijn genomen moeite te bedanken, met het verzoek dat hij deze redevoering in het net geschreven aan het stadsbestuur overhandige, teneinde in de bibliotheek van de stad geplaatst te worden.
Ook besluit het stadsbestuur burgemeester Isebree en secretaris Ossewaarde op te dragen zich te vervoegen aan het huis van oud-burgemeester Van de Spiegel en hem te bedanken ‘voor het aangenaam present van een exemplaar van de Historie van de Satisfactie, waarmee deze stad zich begeven heeft onder het stadhouderschap van Prins Willem I, alsmede voor de opdracht van dit werk aan het stadsbestuur ingevolge derzelver begeerte, met betuiging dat dit nieuwe bewijs van de kundigheid van de heer Van de Spiegel het stadsbestuur zal aansporen om zijn edele bij alle voorkomende gelegenheden blijken van hoogachting en vertrouwen te geven’.
Op 5 april deelt burgemeester Isebree mee van de heer Van de Spiegel een missive ontvangen te hebben, ‘dat het zijn edele leed zou doen dat de heren, daartoe gecommitteerd, zich zoveel moeite gaven, zich liever zullende vergenoegen met de intentie, temeer dewijl nooit een verwachting van eere of dank maar alleen de begeerte om nuttig te zijn, het beginsel van zijn daden geweest is’.
Almanakken
In juli 1776 wil de stadsdrukker en boekverkoper Jacobus Huisman, uit ‘het Persiaensche Coffyhuys’ aan de Turfkade nummer 15, tot een betere uitvoering en meerder luister van zijn sedert enige jaren uitgegeven Naamwijzer van de stad Goes en het eiland Zuid-Beveland, mitsgaders Oost-Beveland, Wolphaartsdijk en Sint Joosland, deze in een geheel nieuwe letter doen vervaardigen. Dit alles betekent voor hem aanmerkelijke kosten. Hij verzoekt in navolging van hetgeen in dergelijke gevallen in zeer veel steden van de Republiek geschiedt, hem octrooi te verlenen voor 15 jaar, waarbij aan hem en zijn erven met uitsluiting van alle anderen worden toegestaan de Naamwijzer van de stad Goes, almanakken en specietafels van Zeeuwse rijksdaalders binnen de stad te drukken, uit te geven en te verkopen.
Het stadsbestuur besluit hem voor 15 jaar octrooi te verlenen met uitsluiting van alle anderen voor het drukken van de Naamwijzer van de stad en het eiland met een nieuw vervaardigde letter in 12° en de specietafel in 12° en plano en deze uit te geven en te verkopen of via andere boekverkopers, die deze van hem afnemen.