Algemene toestand

Goes telt groeit in de jaren 1861 tot en met 1868 geleidelijk van 5800 tot 6300 inwoners.

Vergeleken met Middelburg of Vlissingen is Goes een kleine stad. Het aantal volwassen mannelijke inwoners bedraagt jaarlijks ongeveer 1300.

Men spreekt over het stille stedeke Goes. Een inwoner roemt in 1861 hare ruime pleinen, hare merendeels niet naauwe, noch te hoog gebouwde straten.

Afbeelding
Kadastrale schets sectie D 900, Nieuwstraat 28, uitbreiding smederij M. Adriaanse. AGG.287, 454. 1865.
Kadastrale schets sectie D 900, Nieuwstraat 28, uitbreiding smederij M. Adriaanse. AGG.287, 454. 1865..

Er zijn globaal genomen drie sociale lagen, te weten de elite, de middengroepen en de arbeiders. Of anders gezegd de gegoede burgerij de kleine burgerij en het volk.

De Goese huisarts dr. K. Broes van Dort onderscheidt in 1860 in de Goese samenleving: de min of meer gegoeden die circa 54% van de bevolking uitmaken en de armen met een aandeel van circa 46%.

Tot de burgerij worden gerekend de boekhandelaren, winkeliers, manufacturiers en houders van modemagazijnen.

Tot de arbeidende klasse rekent het departement Goes van de Maatschappij tot Nut van ’t algemeen in de eerste plaats handswerklieden zoals timmerlieden, schrijnwerkers, wagenmakers, zadelmakers, smeden, kuipers, mandenmakers, goud- en zilververwerkers, drukkersgezellen, boekbinders, horlogemakers, schoenmakers, kleermakers, schilders etc. Maar ook de arbeiders in het geringe aantal (garancine-, meel-, chocolade-, sigaren) fabrieken, ververijen en bierbrouwerijen.

Goes is min of meer de hoofdstad van Zuid-Beveland. Ze vervult de functie van marktcentrum en verzorgingscentrum voor het omliggende platteland. Twee derde van het aantal inwoners moet het hebben van de bezoekers van het platteland. Burgemeester Blaaubeen merkt in 1870 op: Het is een nijvere handelsstand die zoveel bijbrengt tot den bloei onzer gemeente.

Het gemeentebestuur kenmerkt zich in de periode 1861 tot en met 1868 als een eendrachtig, intellectueel en krachtdadig college. Van de elf raadsleden zijn er in 1861 acht academisch geschoold en drie fabrikant. In 1868 zijn er vijf academisch geschoold, drie fabrikant en drie middenstander.

Ongeveer tweederde van de inwoners is lid van de Hervormde kerk, een vijfde van de Rooms-Katholieke kerk en een tiende tot een zevende van de Christelijke Gereformeerde kerk. Er loopt deze jaren een belangrijke scheidslijn tussen de verschillende protestantse kerkgenootschappen, namelijk tussen de vrijzinnigen en orthodoxen. Vooral in de zestiger jaren nemen de tegenstellingen tussen beide stromingen in scherpte toe. Binnen de Hervormde gemeente groeit de controverse tussen de orthodoxe predikant ds. J. Drost en de moderne opvattingen van de predikanten dr. E. Moll en dr. R.A. Soetbrood Piccardt.



In het onderwijs is de verhouding tussen het openbaar en bijzonder onderwijs ongeveer 55-45%. Er wordt in deze jaren tot een herstructurering van het onderwijs gekomen. Dit leidt ook tot de oprichting van een Hogere Burgerschool. Met dankbaarheid gewaagt het gemeentebestuur in haar jaarverslag over 1864 van de in september 1864 geopende school voor middelbaar onderwijs, onder de benaming van Hogere Burgerschool, met een vijfjarige cursus en een Burgeravondschool.

Afbeelding
J. Drost, 1861 - 1868
J. Drost, 1861-1868

Van groot belang is deze jaren de voorbereiding en uitvoering van de plannen voor de aanleg van de spoorlijn tussen Bergen op Zoom en Goes.

Deze jaren kenmerken zich door tal van initiatieven tot stadsontwikkeling en -uitleg en woningbouw. Maar ook neemt de verbouw en uitbreiding van monumentale panden een grote vlucht. Ruim tweehonderd plannen worden ingediend voor de verbouw van voorgevels, daklijsten, schoorstenen, winkelpuien, beporten van gevels en dergelijke.

Vanaf deze jaren komt in ons land de vraag aan de orde hoe met name de lager geplaatsten in de samenleving, degenen die door de maatschappelijke bovenlaag tot het volk gerekend worden, hun vrije tijd dienen door te brengen en zich kunnen vermaken. Dit leidt tot verscheidene initiatieven op het gebied van cultuurbeoefening.

Op 8 februari 1861 is er een dijkdoorbraak en watersnood in het Land van Maas en Waal. Zijne Majesteit Koning Willem III doet een verzoek aan de gemeentebesturen om op 19 februari een algemene collecte te houden tot leniging van de rampen die door de watersnood zijn veroorzaakt. De burgemeester en wethouders hebben het voornemen om deze collecte in eigen persoon te doen. De leden van de gemeenteraad worden uitgenodigd hen daarbij te assisteren. De heren mr. Saaymans Vader en mr. De Knokke van der Meulen verklaren zich daartoe bereid. De collecte brengt ƒ 1020,14 op. Er wordt een openbare bekendmaking gedaan met een dankbetuiging. Op verzoek van de directeur van de sociëteit Van Ongenugten Vrij verleent het gemeentebestuur een vergunning voor het houden van een tombola voor het ondersteunen van de slachtoffers van de watersnood. Deze levert een zuivere opbrengst op van ƒ 799,55 aan liefdegaven.

Bevolking

In deze jaren is het aantal inwoners van de grotere Zeeuwse steden: Middelburg 15876, Vlissingen 11873, Zierikzee 7844 en Goes 6031.

De aantallen inwoners van sommige dorpen in Zuid-Beveland zijn: Kloetinge 1042, Kattendijke 950, Wemeldinge 1269, Yerseke 958, Krabbendijke 1075, Rilland 835, Bath 484, Waarde 666, Kruiningen 1936, Schore 636.

Hieronder volgt een overzicht van het verloop van de bevolking gedurende de jaren 1861 tot en met 1868. Vermeld worden de aantallen inwoners, geboorten, overledenen, vestigingen in en vertrokken personen uit de gemeente.

  Aantal inwoners
op 1 januari
Geboren Overleden Vestigingen Vertrek Aantal inwoners
op 31 december
1861 5.807         5.728
1862 5.728 217 193 463 356 5.861
1863 5.861 261 186 272 289 5.919
1864 5.919 213 211 286 240 5.969
1865 5.969 240 197 309 290 6.031
1866 6.031 269 134 398 293 6.271
1867 6.271 240 205 394 387 6.313
1868 6.313 232 162 451 637 6.197

Opmerkelijk is het zeer lage sterftecijfer in het jaar 1866. In het jaarverslag wordt hierbij aangetekend: Geen epidemieën hebben daarop invloed kunnen uitoefenen. Van pokken en tussenpozende koortsen is niets bespeurd.

Ook is bijzonder dat het aantal vertrokken inwoners in 1868 bijna het dubbele is van voorgaande jaren.

Van het aantal ingezetenen wonen er ongeveer 1.000 buiten de bebouwde kom van de gemeente.

Er zijn ook inwoners die vertoeven in het Sint Joris Gasthuis te Delft of soms in het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te ‘s-Hertogenbosch waar ze vanwege krankzinnigheid worden verpleegd. In 1862 zijn het er 3, in 1863 3, in 1864 4, in 1865 4 die voor rekening van de gemeente daar worden verpleegd.

In 1864 vertrokken twee ongehuwde manspersonen uit de mingegoede stand naar Noord-Amerika.