Stadsscholen

In april 1763 overlijdt de stadsschoolmeester Cornelis van der Weel. ‘Tot interest van de jeugd’ oordeelt het stadsbestuur het wenselijk deze plaats ten spoedigste met een bekwaam persoon te voorzien. Tot nieuwe stadsschoolmeester wordt benoemd de schoolmeester uit ‘s- Heer Hendrikskinderen, Marinus Braams, ‘op het stedelijk tractement op deze bediening staande alsmede op de gewone emolumenten en profijten met de vrije woning in het stadsschoolhuis’. Wel moet hij jaarlijks aan de diaconie en het weeshuis uitkeren tot onderhoud van de gewezen schoolmeester Pieter du Floo een som van honderd gulden zolang Du Floo in leven zal zijn. Maar helaas, hij bedankt. Hij aanvaardt een benoeming tot schoolmeester en voorzanger te Bruinisse. Benoemd wordt nu Gerbrand Zandijk, schoolmeester te Goes.

Afbeelding
Schoonschrift onderwijzer G. Zandijk te Goes.
Schoonschrift onderwijzer G. Zandijk te Goes.
Bron: GAG, Hsv. 64.
Afbeelding
Merklap uit het einde van de 18e eeuw.
Merklap uit het einde van de 18e eeuw.
Bron: HMDB Goes
Particuliere schooltjes

In deze jaren ontstaan er tal van particuliere schooltjes in de stad.
Zo krijgen in 1760 Cornelia Paret echtgenote van Jacob Proost en Catharina Proos echtgenote van Pieter Sonius vergunning om binnen de stad kinderschool te houden. Ook Danker de Jager mag dit jaar lees-, schrijf-  en cijferschool houden.
In 1761 wordt toegestaan aan Johanna Schaalje om kinderschool te houden, evenals aan Jacomina de Mol. En in oktober verzoeken Sibilla Bax weduwe de Vries en haar dochter Sara om tot onderhoud van hun bestaan te mogen oprichten een kinderschool en haar te begunstigen met enig tractementje tot haar onderhoud. Ze krijgt toestemming kinderschool te houden om de kinderen in het lezen, breien en naaien te onderwijzen. Haar andere verzoek wordt echter afgewezen.
In 1762 mogen Izabella Kezel en Johanna Domburgh weduwe van Bartel Kaasbeke, kinderschool houden. Ook Cornelis Sanderse krijgt in 1763 toestemming voor het houden van leer- en schrijfschool.
In 1765 verzoekt Adam Landsheer, onder overlegging van ‘de proeve van zijn Schrift’, school te mogen houden. Hij krijgt vergunning voor het houden van lees-, schrijf- en cijferschool, mits ‘zich regulerende naar de Ordonnantie op het beleid der Nederduitsche Scholen in deze stad gemaakt’. Ook in 1765 krijgt Elisabeth Kuipers weduwe van Cornelis de Klerk vergunning om binnen de stad een lees- en breischool te houden.

Franse school

Jaques Antoni Bourdon, de Franse schoolmeester en voorlezer en koster in de Waalse kerk, krijgt in februari 1762 een beroep als Frans schoolmeester uit Vlissingen. Hij krijgt eervol ontslag en er wordt een oproep in de couranten geplaatst voor een opvolger.
Om te voorzien in de vacature van Frans schoolmeester en koster en voorzanger van de Waalse gemeente besluit het stadsbestuur de beroeping vanaf heden niet meer door het stadsbestuur te laten geschieden maar door een collegium qualificatum. Naar dit college worden afgevaardigd de stadsbestuurders Pieter Ossewaarde en Johan Isebree. Verkoren wordt tot nieuwe Franse schoolmeester en koster en voorzanger van de Waalse gemeente Jean Alexander la Rue. De nieuwe schoolmeester krijgt toestemming na verloop van het eerste half jaar te ontvangen drie maanden tractement en bij het eindigen van het volgende half jaar opnieuw drie maanden tractement, zodat het half jaar dat hij zonder tractement ingevolge de resolutie zou moeten dienen, met het eindigen van het gehele jaar zal zijn ingehaald.