Visafslag

Het stadsbestuur besluit in oktober 1708, also de visstallen op de vismarkt, die nu enige jaren herwaarts in ongebruik zijn geraakt, seer zijn vervallen ende niet dan tot grote kosten van de stad souden kunnen worden gerepareerd, om de nog overige houtmaterialen aldaar bij percelen te verkopen en de markt tot een opene plaats te doen maken.

Afwatering vesten naar de Poel

Afbeelding
Zwart Sluisje in de 's-Heer Hendrikskinderendijk, 1925.
Zwart Sluisje in de 's-Heer Hendrikskinderendijk, 1925.
Bron: GAG, HTA.
Auteur: Onbekend.

In november 1707 rapporteert oud-burgemeester Westerwijk dat hij op verzoek van het stadsbestuur onderzocht heeft of niet enige weylanden, voor aan in de Poel leggende, zouden konnen werden geriefd ende bediend van het water uit de stadsveste ende altoos voorsien van beter drinkwater voor de beesten als het doorgaans des somers is aldaar. Ende dat hij vervolgens met enige personen, in den hoec wel bekend, ende geassisteerd met den schotter, inspectie hebbende wesen nemen, onder verbeteringe had bevonden, en de door de assistenten ook was geoordeeld, dat sulks bekwamelijk zoude kunnen worden gedaan, zonder uit de vesten al te veel water af te tappen. Het stadsbestuur besluit hiervoor een 'preuve te nemen'. Daarvoor zal het water uit de stadsvesten door het heultje leggende in de stads cingel buiten de Koepoort worden gelaten in de Poel, in meester Claashoec: tot 2 à 3 vingeren hooger als het ordinaire water tegenwoordig aldaar is, en dat ter verte van het heulhoofd, dat voor desen gediend heeft tot de schuitvaart naar en van de stad.

Straten

In november 1707 bespreekt oud-burgemeester Westerwijk met de in goeden getal opgekomen commissarissen, ambachtsheren en gecommitteerden in het Kolveniershof de slegte directie ende onverantwoordelijke conduite die Jacobus de Hamer, ontfanger van het straatgeld, omtrent sijne gemelde administratie enige jaren herwaarts had gehouden, zodanig dat zijn naaste vrunden hem daarvan hadden ontzet en die naar sig getrokken, stellende De Hamer buiten alle bewind. Ook de (vier staten)rentmeesters weigeren aan De Hamer enige verdere betaling te doen. Hierdoor zijn de betalingsopdrachten van de directeuren onbetaald terug gezonden, strekkende tselve tot merkelijke kleinachting van de directeuren en diskrediet van het gehele middel van wegen en straaten. Het stadsbestuur besluit om Jacobus de Hamer van zijn ontvangerschap en administratie van het straatgeld te ontslaan en dit ambt vacant te verklaren.

Mr. Johan van der Hille en burgemeester Westerwijk, gedeputeerden op de comparitie van de gemeene Ambagtsheren van Zuid-Beveland, op 27 december 1707 vergaderd soo tot het aanstellen van een nieuwe ontvanger van het straatgeld als tot het opnemen van de rekening, doen rapport van het gepasseerde op deze vergadering, gehouden op de groote Camer in de Coluveniers Doelen. Het voorstel van Westerwijk om in de plaats van Jacobus de Hamer te benoemen mr. Nicolaas La Grappe is 'verre met pluriformiteit van stemmen' aangenomen. Ze hebben 'niet kunnen vermoeden dat iemand zich daar tegen soude hebben geopposeerd'. Maar enige ambachtsheren hebben naderhand geprocedeerd tot verkiezing van een andere ontvanger en daartoe benoemd mr. Cornelis Eversdijk junior. Besloten wordt deze zaak in rechte te vervolgen. De Staten van Zeeland benoemen echter toch mr. Nicolaas La Grappe tot ontvanger van het straatgeld op een traktement van twintig ponden Vlaams. Tevens besluiten ze te heffen vier grooten Vlaams tot reparatie en onderhoud van straten en wegen binnen het eiland.

Huizen

In februari 1709 gaat het stadsbestuur akkoord met de verkoop van het huis en de schuer, staande buiten de Koepoort, genaamd Bekhof en aankomende de kinderen van Elias Cornelisse Maas.

Kroniek van Zeeland

Afbeelding
Rouwbord Mattheus Smallegange, 1710.
Rouwbord Mattheus Smallegange, 1710.
Bron: GAG.
Auteur: Abelmann naar Rethaan Macaré

Op de 5e januari 1710 overlijdt mr. Mattheus Smallegange, de kroniekschrijver van Zeeland. Hij wordt in de wandelkerk begraven. Op 15 februari 1712 is een wapen in de kerk opgehangen tot gedachtenis aan de kroniekschrijver. Triest is dat geene van desselfs bloedvrinden het onderwind van den boedel willende aanvaarden. Het stadsbestuur besluit dan ook tot executeurs in de boedel aan te stellen de gerechtsboden Quirijn Wauwelaar en Joos de Vos.